Ga verder naar de inhoud

Factsheet neurobiologie van zelfmoord

Aan de basis van zelfmoordgedachten en zelfmoord ligt nooit één oorzaak of factor. Het uitgangspunt is het stress-kwetsbaarheidmodel dat suïcidaal gedrag verklaart als het gevolg van een wisselwerking tussen een kwetsbaarheid, zoals bijvoorbeeld een genetische aanleg, en uitlokkende stresserende levensomstandigheden, zoals bijvoorbeeld een psychiatrische aandoening. Neurobiologische componenten spelen zowel bij de kwetsbaarheid als bij de impact van stressoren een rol.

Notieblok pennen

Factoren

  • Genetische effecten zijn een factor in de neurobiologische basis van suïcidaal gedrag. Specifieke genen werden (nog) niet gevonden, maar het is bekend dat ongeveer 50% van het risico op overlijden door zelfmoord en zelfmoordpogingen erfelijk is (van Heeringen & Mann, 2014).

  • Daarnaast kan een trauma in de vroege kindertijd zorgen voor een lange termijn impact op het brein en mogelijks suïcidaal gedrag (van Heeringen & Mann, 2014).

  • Neurobiologisch kan de grootte en activiteit van bepaalde hersengebieden een rol spelen bij de kwetsbaarheid voor suïcidaal gedrag, alsook de werking van het serotonerge neurotransmitter systeem. Post-mortem studies en beeldvormingstudies vinden structurele en functionele verschillen in het brein van personen met een geschiedenis van zelfmoordpogingen, namelijk een verminderde biochemische werking van de serotoninefunctie en van de hypothalamus-hypofise-bijnier-as (HPA). Dit kan zorgen voor een minder goede emotie-regulatie, een verminderde werking van probleem-oplossend denken, voor emotionele pijn en zelfmoordgedachten (van Heeringen & Mann, 2014).

  • Een recente PET (positron emissie tomografie) studie bij depressieve mensen naar verschillen in hersenactiviteit tussen personen met concrete zelfmoordplannen en personen met meer vage zelfmoordgedachten wijst op een vermindering van activiteit in hersengebieden die betrokken zijn bij exploratief gedrag in geval van concrete zelfmoordplannen (van Heeringen, Wu, Vervaet, Vanderhasselt & Baeken, 2017). Mensen met concrete zelfmoordplannen zouden dus minder op zoek gaan naar alternatieve gedrags- en copingmogelijkheden.
Tak van een plant of struik

Preventie

  • De betrouwbaarheid van klinische testen voor het voorspellen van zelfdoding is beperkt. Gebruik maken van genetische biomarkers en biomarkers in het brein vormt daarom een veelbelovende strategie voor het detecteren van hoog-risico personen en voor het opstellen van individuele behandelingen voor de preventie van zelfdoding.

  • Neurostimulatie lijkt hierbij een veelbelovende techniek. Recent onderzoek toont bijvoorbeeld dat exploratief gedrag gestimuleerd kan worden met neurostimulatie ter hoogte van dat specifieke deel van de prefrontale hersenschors. Een recente TMS (transcraniële magnetische stimulatie) studie bij depressieve mensen toont dat een dergelijke stimulatie leidt tot een vermindering in zelfmoordgedachten die tot een maand aanhoudt en onafhankelijk is van een effect op de depressiviteit (Desmyter, Duprat, Baeken, Van Autreve, Audenaert & van Heeringen, 2016).
lightbulb 2

Aandachtspunten

  • Waar er geen twijfel is over het bestaan van een mogelijke neurobiologische kwetsbaarheid voor zelfdoding, is de manier waarop deze kwetsbaarheid bij individuele mensen aantoonbaar en behandelbaar is nog onderwerp van onderzoek.

  • Volg in communicatie over zelfmoord altijd de mediarichtlijnen.

  • Vermeld steeds waar mensen terechtkunnen voor hulp: www.zelfmoord1813.be

Meer weten?

Voor meer informatie over de neurobiologie van zelfmoord kan u terecht bij de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (UGent).

Alle aangehaalde bronnen zijn op vraag beschikbaar. Voor meer informatie of advies kan u terecht bij VLESP, het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie.